Dwangmedicatie

Dwangmedicatie

KC21-011 13 juni 2021

Uitspraak onafhankelijke klachtencommissie Wvggz Gelderland Midden en Zuid

 

Inzake : [klaagster]
Klachtnummer : KC21-011
Instelling : Pro Persona
Datum ontvangst klacht : 21 mei 2021 (in behandeling genomen op 1 juni 2021)
Schorsingsverzoek : n.v.t.
Hoorzitting : 10 juni 2021 (digitale conferentie Starleaf)
Datum beschikking : 14 juni 2021

 

 

 

Uitgenodigd voor hoorzitting en niet aanwezig

[klaagster] (klaagster)

[pvp] (PVP)

 

Uitgenodigd voor hoorzitting en digitaal aanwezig

[verweerder] (verweerder)

 

[voorzitter] (voorzitter klachtencommissie)

[lid 1] (psychiater)  `

[lid 2] (lid)

 

[ambtelijk secretaris] (ambtelijk secretaris Wvggz klachtencommissie)

 

Juridische status

Zorgmachtiging

 

Klacht

  1. Dwangmedicatie
  2. Ontbreken motivatie en duur van verplichte zorg

 

Procesverloop

De klachtencommissie heeft op 21 mei 2021 een klachtbrief ontvangen ten aanzien van dwangmedicatie . Alle partijen zijn op 25 mei uitgenodigd voor de hoorzitting. Vanwege vakantie van verweerder en omdat klaagster voorkeur had voor aanwezigheid van haar eigen ambulant behandelaar, is de hoorzitting verzet met instemming van beide partijen. Op 4 juni heeft de commissie de laatste stukken behorend bij het verweer ontvangen. Deze zijn dezelfde dag doorgestuurd naar alle partijen. Klaagster heeft het verweerschrift en bijlagen zowel digitaal als (grotendeels) schriftelijk ontvangen.  

De hoorzitting heeft op 10 juni 2021 plaatsgevonden middels videoconferentie. Bij die gelegenheid hebben partijen hun standpunt kunnen toelichten. Aan partijen is aan het einde van de hoorzitting medegedeeld dat zij de schriftelijke uitspraak binnen een week tegemoet kunnen zien.

 

De klachtencommissie heeft inzage gehad in de volgende stukken:

-           Klachtformulier en klaagschrift;

-           Verweerschrift;

-           Aanvraag voorbereiding verzoekschrift zorgmachtiging d.d. 17-12-2020;

-           Informatiebrief voorbereiding zorgmachtiging d.d. 29-12-2020;

-           Voorbereiding zorgmachtiging d.d. 23-12-2020;

-           Historisch overzicht machtigingen en maatregelen d.d. 23-12-2020;

-           Behandelplan d.d. 31-12-2020;

-           Zorgkaart d.d. 13-1-2021;

-           Medische verklaring d.d. 29-1-2021;

-           Bevindingen GD d.d. 30-1-2021;

-           OM besluit verlenen verplichte zorg d.d. 2-2-2021;

-           Beschikking zorgmachtiging d.d. 22-2-2021;

-           Beslissing verlenen verplichte zorg d.d. 7-5-2021 (Product 22);

-           Aanzeggingsbrief verplichte zorg d.d. 7-5-2021 (Product 23);

-           Behandelplan d.d. 9-5-2021 (en BHP zonder datum);

-           Decursus periode 6 mei 2021 t/m 3 juni 2021;

-           Rapportage verpleegkundige periode 6 mei 2021 t/m 3 juni 2021.

 

 

Termijn

Het klaagschrift bevat een klacht tegen dwangmedicatie en het ontbreken van de motivatie en duur van de verplichte zorg in de aanzegging, als omschreven in artikel 10:3 Wvggz. Deze klacht heeft betrekking op een beslissing waarvan het gevolg actueel is. Om die reden ziet de klachtencommissie zich gehouden binnen twee weken na ontvangst van het klachtenformulier een schriftelijke en gemotiveerde beslissing te nemen. Deze termijn loopt af op 3 juni 2021 maar partijen zijn akkoord gegaan met overschrijding van deze termijn vanwege afwezigheid van verweerder.

 

Feiten

Klaagster is een [XX] jarige vrouw van [land van herkomst] en bekend met (drugsgerelateerde) psychoses en schizofrenie. Zij gebruikt Cannabis en ook cocaïne. Klaagster woont zelfstandig en is  moeder van 3 kinderen. Vanaf 2016 is er sprake van onafgebroken machtigingen en verplichte medicatie. In 2019 is sprake geweest van een langdurige opname als gevolg van psychotische decompensatie. Tijdens deze opname is de medicatie omgezet naar depot.

De huidige zorgmachtiging is afgegeven voor de duur van 1 jaar en loopt af op 22 februari 2022.

 

Standpunten van partijen

Ter zitting licht klaagster toe dat zij veel bijwerkingen ervaart van de medicatie. Zij heeft last van bewegingsstoornissen, zweten, duizeligheid en ervaart problemen met de ontlasting. Ook heeft ze last van jeuk en het gevoel alsof ze steeds dronken is.

Klaagster wordt al enkele jaren gespoten er geeft aan dat de bijwerkingen steeds erger worden. Ze is wel bereid om de medicatie in te nemen als dit noodzakelijk is maar wil het niet meer geïnjecteerd krijgen. Vooral het feit dat er in haar billen gespoten wordt ervaart klaagster als emotioneel belastend vanwege een verkrachting in het verleden. Klaagster vergelijkt het gedrag van verweerder met haar ex-man die ook zo dwingend was. Ze is boos over het feit dat Pro Persona steeds weer een machtiging aanvraagt als klaagster niet doet wat zij willen.  

PVP vult aan dat er ook een klacht is ingediend tegen de procedure. De 8.9 brief betreffende verplichte zorg bevat geen motivatie en geen periode voor de inzet van de verplichte zorg. Hierdoor ontstaat rechtsonzekerheid aldus PVP. 

 

Verweerder licht toe dat er al jaren sprake is van machtigingen en verplichte medicatie. Er is uitgebreid gekeken en nagedacht over de keuze van de medicatie. In het verleden is o.a. Haldol geprobeerd, evenals Aripiprazol en Olanzapine. Er zijn zeker alternatieven maar het grote probleem is dat klaagster niet medicatietrouw is. Zij neemt de orale medicatie niet altijd in hetgeen zorgt voor veel en lange klinische opnames. Rechter beaamt dit en heeft daarom ingestemd met depot medicatie. De vorige keer ging de overgang van depot naar orale medicatie mis waarna het maanden heeft geduurd voordat klaagster weer goed ingesteld was op de medicatie. Verweerder geeft aan zeker in gesprek te willen over alternatieve depot medicatie. Klaagster is al lang ingesteld op depot maar heeft tijdens deze opname aangegeven dit niet meer te willen.

 

Ten aanzien van de product 23 erkent verweerder dat hierin geen motivatie en duur vermeld staat. In deze brief verwijst verweerder naar de uitspraak van de rechter waarin termijnen en motivatie staan. Inmiddels heeft hij begrepen van de geneesheer-directeur dat dit niet volstaat.  

Verweerder vult aan dat hij verplichte zorg heeft ingezet nadat klaagster de politie had gebeld met de mededeling dat ze verweerder wilde vermoorden. Klaagster was ook heel boos op de buren omdat ze haar in de gaten hielden. Politie heeft klaagster toen laten beoordelen en daarna is de opname geeffectueerd. Klaagster heeft achteraf toegegeven dat ze cocaïne had gebruikt hetgeen verklaart waarom ze zo heftig reageerde. Ter zitting geeft klaagster aan dat zij deze dreiging heeft geuit omdat zij onder bewind was geplaatst en haar gezag werd ontnomen. Dit gebeurde allemaal toen zij ziek was in september 2020. Klaagster werd gedwongen om akkoord te gaan met mentorschap. ‘Ik werd gedwongen om dat te tekenen terwijl ik in een moeilijke situatie zat met mijn zoon’, aldus klaagster. ‘De handtekeningen die daar onder staan zijn niet van mij. Daarom was ik boos en heb ik gezegd dat ik in staat was om hem te vermoorden’.

 

Vanuit de vragenronde blijkt dat klaagster nu oraal Cisordinol inneemt. Er zijn in het verleden meerdere antipsychotica geprobeerd zoals Acemap en Aripiprazol. Behandelaren constateren dat klaagster de laatste tijd erg goed reageert op Cisordinol depot. Verweerder merkt op dat de ingediende klacht het eerste signaal was dat klaagster geen injecties meer wil. Hij wil in gesprek met klaagster over de alternatieven.

 

Tijdens de zitting blijkt dat klaagster problemen heeft met de toediening van de injectie in haar bil. Het plaatsen in de bovenarm is ook een optie. Dat is niet eerder overwogen door verweerder omdat hij niet op de hoogte was van dit bezwaar. Klaagster vult aan dat er soms ook niet goed geprikt wordt. Het zijn vaak leerlingen in opleiding die niet altijd goed kunnen prikken. Hiervan ervaart klaagster ongemak. Zij heeft geen probleem met het feit dat zij door zowel mannen als vrouwen geprikt wordt. Ook vindt klaagster het vervelend dat afspraken vaak afgezegd worden door verweerder.

 

De voorzitter merkt op dat er een schadevergoeding is gevraagd door klaagster maar dat de onderbouwing hiervan ontbreekt. PVP antwoordt dat de Stichting PVP heeft aangegeven dat er een schade-eis gesteld kan worden met het verzoek om een redelijke vergoeding. Na de zitting kan dan een aparte hoorzitting gehouden worden over de hoogte van de schadevergoeding. Stichting PVP adviseert om dit uit elkaar te trekken zodat de klachtenprocedure soepeler verloopt. Als de klachten gegrond verklaard worden schrijft de PVP een toelichting op de schade en de hoogte van het bedrag.

De voorzitter is van mening dat dit niet mogelijk is omdat een klacht binnen 2 weken afgehandeld moet zijn inclusief de schadevergoeding. Verweerder moet zich bovendien daartegen kunnen verzetten. Op een vraag over de hoogte van de vergoeding in deze klacht verwijst PVP naar het onderzoek betreffende schadevergoeding dat gedaan is door de UvA (oktober 2019). Ten aanzien van het niet motiveren van de verplichte zorg in de aanzegging zou het dan gaan om een bedrag van 50 euro aldus PVP.

 

De voorzitter krijgt instemming van beide partijen om de datum van indiening van de klacht 1,5 week te verschuiven nu zowel klaagster als verweerder hebben aangegeven de hoorzitting buiten de 2 weken termijn te willen houden vanwege afwezigheid van verweerder.

 

In de slotronde vult PVP nog aan dat klaagster gevraagd heeft naar onderzoek over de effectiviteit van de ingezette medicatie. Het verzoek om onderzoek naar medicatie met minste bijwerkingen blijft staan.

Verweerder licht toe dat klaagster de laatste jaren meerdere keren is opgenomen en door meerdere psychiaters is beoordeeld. Ook is er door meerdere behandelaren meegedacht over de juiste medicatie. Hij is wel bereid om hier nogmaals naar te kijken. Behandelaren bepalen de keuze van medicatie op basis van ervaringen met een cliënt en de brede ervaring met het middel. Dit is nooit helemaal sluitend en blijft vaak een kwestie van trial en error. Hij heeft begrip voor de bezwaringen om in de bil gespoten te worden. Het gaat verweerder te ver om schadevergoeding te vragen voor jarenlange goede zorg.

 

 

BEVINDINGEN VAN DE COMMISSIE

 

Ontvankelijkheid klacht en bevoegdheid commissie

Op grond van artikel 10.3 van de Wvggz kan een klacht worden ingediend bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van de in dat artikel opgenomen bepalingen. Aangezien de klachten zijn gericht tegen de uitvoering van de verplichte zorg als bedoeld in artikel 8.9 Wvggz zijn de klachten ontvankelijk.

Klaagster heeft op 21 mei 2021 haar klacht ingediend en de twee weken termijn voor het doen van een uitspraak door de klachtencommissie is op 4 juni 2021 bereikt. Door de vakantie van verweerder en de wens van klaagster om verweerder op de hoorzitting te spreken is besloten de klacht op 1 juni 2021 in behandeling te nemen. Dit met instemming van klaagster, vooraf en herhaald en bevestigd op de hoorzitting. Uiterlijke datum uitspraak komt hiermee op 14 juni 2021.

 

Gronden en overwegingen

Gelet op de ingebrachte stukken, de inhoud van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting komt de klachtcommissie tot de volgende overwegingen.

Artikel 8:9 Wvggz bepaalt dat de zorgverantwoordelijke ter uitvoering van de (voortgezette) crisismaatregel en ter uitvoering van de zorgmachtiging een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg niet neemt, dan nadat hij:

  1. zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene,
  2. met betrokkene over de voorgenomen beslissing overleg heeft gevoerd, en
  3. voor zover hij geen psychiater is, hierover overeenstemming heeft bereikt met de geneesheer-directeur.

 

Allereerst en meer in het algemeen overweegt de commissie dat verplichte zorg bij psychiatrische patiënten een ernstige inbreuk is op hun persoonlijke levenssfeer en/of lichamelijke integriteit. Deze inbreuk dient dan ook met de nodige waarborgen omkleed te zijn. Daarom worden er zowel op juridisch als op medisch gebied eisen gesteld aan het mogen toepassen van verplichte zorg. Op juridisch gebied moet verplichte zorg voldoen aan de gronden van de Wvggz en aan vormvoorschriften als vastlegging van het zorgplan en het uitreiken van een voldoende gemotiveerde schriftelijke kennisgeving van de verplichte zorg.

 

Wat betreft deze formele aspecten van de verplichte zorg stelt de commissie vast dat deze niet voldoen aan de wettelijke vereisten die hieraan zijn gesteld. De verplichte medicatie per 7 mei 2021 is diezelfde dag door verweerder met klaagster besproken. De besprekingen en uitreiking van de beslissing op 7 mei, voldoen niet omdat de motivatie en de verwachte maximale duur ontbreken in de schriftelijke aanzegging. Een verwijzing dat de verplichte zorg bestaat uit maatregelen zoals opgenomen in de zorgmachtiging is onvoldoende, onvolledig en niet gemotiveerd, wat verweerder tijdens de hoorzitting heeft bevestigd.

 

De klacht betreffende de schriftelijke motivatie is gegrond.

 

De beslissing verplichte zorg betreft de toediening van verplichte medicatie per 7 mei 2021, beperking van de bewegingsvrijheid, insluiten, toezicht op klaagster, onderzoek aan kleding of lichaam, het opnemen in een accommodatie en het ontnemen van de vrijheid van klaagster op deze verplichte zorg.

 

Wat betreft de waarborgen die voortvloeien uit de Wvggz, onverlet of de zorg binnen of buiten een accommodatie wordt verleend, moet aan de volgende eisen worden voldaan.

Verplichte zorg is een ultimum remedium. Als verplichte zorg noodzakelijk is, moet gekozen worden voor de minst ingrijpende vorm en zo kort mogelijk. Verplichte zorg moet voldoen aan de uitgangspunten van subsidiariteit, proportionaliteit, doelmatigheid en zorgvuldigheid.

 

De klacht gaat over het verplichte depot (inspuiting) van medicatie. Op dit moment is klaagster klinisch opgenomen vanuit haar huis waar zij ambulant behandeld werd door verweerder. In deze klinische setting krijgt klaagster orale medicatie aangeboden. Haar klacht betreft het ontberen van informatie over de medicatie en de bijwerkingen van de toegediende Cisordinol. Tijdens de zitting blijkt dat klaagster ook moeite heeft met het feit dat de infectie in haar bil wordt gegeven. Klaagster is bereid om in haar arm geïnjecteerd te worden. Tevens wil klaagster informatie over de effectiviteit van de medicatie en mogelijke alternatieven.

In het verleden is gebleken dat vrijwillige inname in de ambulante setting leidt tot medicatie-ontrouw. Dit heeft weer geleid tot escalatie en langdurige opname in een klinische setting.

 

Verweerder heeft aangegeven dat hij in gesprek wil met klaagster over haar medicatie.

Verweerder is vanuit ambulante setting zorgverantwoordelijke en heeft eerder meerdere alternatieve medicatie geprobeerd. Op andere antipsychotica reageerde klaagster niet goed, bijvoorbeeld op de Aripiprazol, maar ook op Olanzapine en Haldol waren de resultaten onvoldoende.

 

De verplichte medicatie (depot Cisordinol) beoogt het ernstig nadeel weg te nemen bij klaagster. Zij is opgenomen omdat het thuis niet goed ging met als gevolg: verwaarlozing, agressie en drugsgebruik. Klaagster heeft verweerder met de dood bedreigt. De commissie constateert dat inhoudelijk op basis van de ingediende stukken en de hoorzitting.

De proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid van de verplichte medicatie is inhoudelijk getoetst en beoordeeld. De commissie is van oordeel dat voldaan is aan die criteria.

Proportionaliteit is aanwezig doordat dit in verhouding is met de problematiek van klager. Zonder medicatie is de kans op fysieke en maatschappelijke teloorgang te groot. Het ernstig nadeel wordt weggenomen door deze medicatie. Subsidiariteit is aanwezig doordat eerder enkele andere antipsychotica zijn toegediend maar onvoldoende effectief bleken bij klaagster. Cisordinol bleek wel effectief te zijn.

 

De commissie is van mening dat de verplichte zorg in de vorm van verplichte antipsychotica passend is. 

De klacht betreffende de verplichte medicatie is ongegrond.

 

Klaagster heeft schadevergoeding geëist. De commissie bepaalt dat het niet motiveren en het ontbreken van een maximale duur van de verplichte medicatie een schadevergoeding oplevert van 50 euro.

 

Aanbeveling: klaagster voelt zich niet goed geïnformeerd door verweerder, de communicatie behoeft aandacht. Een nader onderzoek naar alternatieve middelen strekt tot de aanbeveling.

Verder is het raadzaam de toediening van het verplichte depot zorgvuldig uit te voeren en rekening te houden met de voorkeuren van klaagster.

 

Beroep

Klager, vertegenwoordiger of de zorgaanbieder kan door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift bij de Rechtbank Gelderland beroep instellen tegen onderhavige uitspraak van de klachtencommissie. De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de betrokkene is meegedeeld.

 

Aldus besloten te Ede, 14 juni 2021

namens de Wvggz klachtencommissie,

i/o

[voorzitter]

Voorzitter Wvggz Klachtencommissie

Aantal bladzijden: 6